In 2010 combineerden 165.000 huishoudens werk met een laag inkomen, dat is 4% van het totaal aantal huishoudens met werk. Daarvan hadden 32 duizend huishoudens (bijna een op de vijf) dit lage inkomen vier jaar of langer.
Samenvatting en conclusie
In 2010 combineerden 165.000 huishoudens werk met een laag inkomen, dat is 4% van het totaal aantal huishoudens met werk. Daarvan hadden 32 duizend huishoudens (bijna een op de vijf) dit lage inkomen vier jaar of langer. Onderzocht wordt hoe de groep werkenden met een langdurig laag inkomen is samengesteld en welke factoren daarbij een bepalende rol spelen. Een beperkt aantal wekelijks gewerkte uren komt naar voren als de belangrijkste factor bij de verklaring van de kans op een laag inkomen. Mogelijke verklaringen daarvoor zijn alleenstaand ouderschap, gedeeltelijke werkloosheid en een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Ook spelen een laag opleidingsniveau en de sector waarin men werkt een rol, evenals het door de partner ingebrachte inkomen. Als met al deze kenmerken rekening wordt gehouden, komen werkenden in de sociale werkvoorziening als kwetsbare groep naar voren, evenals paren met kinderen. Een eigen onderneming zonder baan ernaast zorgt eveneens voor een grotere kans op een laag inkomen. Hoe het komt dat huishoudens langdurig een laag inkomen hebben is moeilijker te verklaren. De duur van het arbeidsverleden lijkt een belangrijke factor. Uitzendkrachten en werknemers met een tijdelijk contract hebben geen grotere kans op een langdurig laag inkomen dan werknemers met een regulier dienstverband of contract voor onbepaalde tijd. Werknemers met een baan in de sociale werkvoorziening hebben wel een grotere kans. Paren met kinderen blijken ook na controle voor andere factoren kwetsbaar. Voor de vier grootste groepen niet-westerse allochtonen is de kans op een langdurig laag inkomen even groot als voor autochtonen en in sommige gevallen zelfs kleiner. Zelfstandigen met geen of weinig neveninkomsten uit een baan hebben ook een vergrote kans op een langdurig laag inkomen.